fbpx
Ga naar content

Werkgever mag beslag leggen op bankrekening werknemer

Een werknemer die op staande voet ontslagen is door zijn werkgever en geconfronteerd werd met beslag op zijn bankrekening en zijn woning, moest dit volgens de rechtbank in Den Haag accepteren.

Het betrof een werknemer die wegens verdenking van fraude door de werkgever op staande voet ontslagen was. Tijdens het onderzoek naar de mogelijke frauduleuze handelingen van de werknemer besloot de werkgever om bij de rechter toestemming te vragen om zogenaamd conservatoir beslag te mogen leggen op de bankrekening en de woning van de werknemer.

Verzoek tot het leggen van conservatoir beslag

Bij conservatoir beslag gaat het erom dat de beslagleggende partij wil voorkomen dat de tegenpartij geen verhaal biedt als uiteindelijk vast komt te staan dat deze tegenpartij een bepaalde bedrag terug moet betalen.

In deze zaak wilde de werkgever dus op voorhand beslag leggen op de bankrekening en de woning van de werknemer voor het geval later met zekerheid zou komen vast te staan dat de werknemer gefraudeerd zou hebben en bepaalde bedragen aan de werkgever zou moeten terugbetalen. Een verzoek om conservatoir beslag te mogen leggen wordt door de Nederlandse rechter vrij snel en makkelijk toegewezen.

Het is vervolgens aan de tegenpartij om een (spoed)procedure te starten om dit beslag weer ongedaan te maken. Zo ook in deze zaak. De werknemer startte een kort geding procedure om het ontslag op staande voet aan te vechten en de beslagen opgeheven te krijgen.

Tijdens de procedure kon de werkgever bewijzen dat de werknemer, die in zijn vrije tijd amateurfotograaf was, een kostbare cameralens die hij voor zichzelf bij een bedrijf besteld had, door de werkgever had laten betalen. Daarmee was voor de rechter vrij snel duidelijk dat de werkgever terecht was overgegaan tot ontslag op staande voet.

Beslag moet worden opgeheven bij gebleken summierlijke ondeugdelijkheid

Voor wat betreft de door de werkgever gelegde beslagen verwees de rechter naar artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In dit wetsartikel staat beschreven dat de rechter het beslag zal opheffen als “summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt”. In normaal Nederland betekent dit dat als de rechter er enigszins (summierlijk) van overtuigd is dat het beslag ten onrechte gelegd is, hij het beslag zal moeten opheffen.

Het ligt volgens de rechter op de weg van de beslagene, in dit geval de werknemer, om aannemelijk te maken dat de vordering van de beslaglegger, de werkgever, ondeugdelijk is. Dit bewijs kon de werknemer niet leveren. Sterker nog, uit de discussie rondom de cameralens bleek juist dat het voor de hand lag dat de werkgever schade van de werknemer te vorderen zou hebben.

Het beslag op de bankrekening en de woning van de werknemer bleef dan ook gehandhaafd.

Dit artikel is geschreven door de redactie van Judex.nl. Uw vragen of reactie zijn welkom op info@judex.nl

Terug naar boven