fbpx
Ga naar content

Financieel adviseur hoeft niet te waarschuwen voor risico van waardedaling effecten

Het gerechtshof in Amsterdam heeft onlangs bepaald dat een financieel adviseur niet expliciet hoefde te wijzen op het risico van waardedaling van effecten verbonden aan een beleggingshypotheek.
De heer X. had door een waardestijging van zijn woning zijn oude hypotheek afgelost en was bij AMEV een nieuwe lening aangegaan voor een bedrag van ongeveer 560.000 euro.Een deel van dit geld, ruim 300.000 euro, werd op grond van een beleggingsovereenkomst belegd door KBW Wesselius Effectenbank.

Tegenvallende beleggingsresultaten

Volgens de heer X. was het de bedoeling dat uit het belegde geld de maandelijkse rentebetalingen aan AMEV zouden kunnen worden voldaan en dat daarnaast dit geld in de loop van 30 jaar dusdanig zou aangroeien dat hieruit de lening aan AMEV (grotendeels) zou kunnen worden afgelost.

Door tegenvallende beleggingsresultaten besloot de heer X. ongeveer twee jaar na het aangaan van de beleggingsovereenkomst om alle effecten te verkopen. De heer X. start vervolgens een gerechtelijke procedure tegen zijn financieel adviseur op grond van de volgende argumenten:

  • De heer X. stelt onvoldoende te zijn voorgelicht over de risico’s van de lening van AMEV en de beleggingsovereenkomst met KBW.
  • Op grond van zijn financiële positie had hem deze constructie moeten worden afgeraden.
  • Er is te risicovol belegd.
  • Er zijn geen waarborgen getroffen voor het geval de beleggingen zouden tegenvallen.
  • Er is hem gegarandeerd dat er jaarlijks 7% rendement zou worden behaald.
  • Hij is onvoldoende voorgelicht over de fiscale gevolgen van de constructie.

Het gerechtshof in Amsterdam toetst vervolgens aan de hand van deze argumenten of de financieel adviseur in kwestie gehandeld heeft ‘zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel adviseur mocht worden verwacht.’ Volgens het gerechtshof is dit het geval en is de financieel adviseur niet aansprakelijk.

Waardedaling effecten is een feit van algemene bekendheid

Als belangrijkste argument voor deze conclusie wijst het gerechtshof erop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het beleggen in effecten een risico van vermogensverlies met zich meebrengt en een risico dat het beoogde rendement niet wordt behaald.

Ook wijst het gerechtshof op het feit dat de heer X. schriftelijk verklaard heeft zich ten volle bewust te zijn van de risico’s verbonden aan het verrichten van beleggingstransacties. Volgens het gerechtshof was ook de financiële positie van de heer X. niet zodanig dat van de adviseur verwacht had mogen worden om hem (de heer X.) deze constructie af te wijzen.

Tot slot merkt het gerechtshof nog op dat er geen bewijs is waaruit blijkt dat de financieel adviseur de heer X. een jaarlijks rendement van 7% gegarandeerd heeft. Weliswaar heeft de financieel adviseur dit percentage gebruikt bij het maken van een aantal berekeningen, maar deze berekeningen hadden het karakter van een voorbeeld.

Dit bericht is geplaatst door de redactie van Judex.nl. Uw reactie is welkom op info@judex.nl

Terug naar boven