fbpx
Ga naar content

Wat moet er na het overlijden allemaal geregeld worden?

Na een overlijden moeten er veel praktische zaken worden geregeld en beslissingen worden genomen. Meestal worden deze zaken geregeld door de nabestaanden van de overledene. U moet hierbij denken aan zaken als:

  • de aangifte van overlijden 
  • de uitvaart 
  • administratieve en financiële afwikkeling

Aangifte van overlijden

Allereerst moet het overlijden worden vastgesteld door een arts of lijkschouwer. Deze geeft vervolgens een verklaring van overlijden af. Deze verklaring moet worden ingeschreven in de registers van de gemeente waar het overlijden heeft plaatsgevonden.

Iedereen die van het overlijden heeft kennisgenomen is bevoegd tot het doen van aangifte van overlijden. In de praktijk is het vaak de uitvaartonderneming die zorgdraagt voor de aangifte. Er is geen termijn waarbinnen die aangifte moet worden gedaan.

Na de aangifte maakt de ambtenaar van de Gemeentelijke Basisadministratie een zogenaamde akte van overlijden op. Met een gewaarmerkte kopie van deze akte kan door de nabestaanden aan een bank of notaris worden aangetoond dat de overledene daadwerkelijk is overleden.

Natuurlijk overlijden?

Als er geen sprake is van een natuurlijke doodsoorzaak, zal de arts of lijkschouwer verplicht zijn om de officier van justitie hierover in te lichten. De officie van justitie kan dan een nader onderzoek instellen naar de doodsoorzaak. Euthanasie, een misdrijf of zelfmoord zijn voorbeelden van onnatuurlijk overlijden. In de meeste polisvoorwaarden van levensverzekeraars is vastgelegd dat bij zelfmoord binnen twee jaar na het afsluiten van de betreffende levensverzekering, de verzekeringsuitkering kan worden geweigerd.

De uitvaart

Volgens de wet moet de overledene uiterlijk op de zesde dag na het overlijden worden begraven of gecremeerd. Overlijdt iemand op maandag dan moet de uitvaart of de crematie dus uiterlijk op de zaterdag daarop plaatsvinden.

De begrafenis of crematie mag echter niet binnen 36 uur na het overlijden plaatsvinden. Dit is om te voorkomen dat iemand wordt begraven of gecremeerd die niet overleden is. Verder moet het stoffelijk overschot volgens de wet worden begraven of gecremeerd in een houten kist. Een begrafenis dient te geschieden op een daartoe aangewezen plaats.

Administratieve en financiële afwikkeling

Na het overlijden moeten de administratie en de financiën van de overledene worden afgehandeld. Het gaat dan onder meer om:

  • het doen van de laatste aangifte (inkomsten)belasting van de overledene 
  • het informeren van de (eventuele) werkgever, bank- en kredietinstellingen, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en de hypotheekverstrekker 
  • het informeren van het UWV als de overledene een uitkering kreeg op grond van ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid 
  • het informeren van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) als de overledene een uitkering kreeg op grond van de AOW of de ANW.

Bank- en girorekeningen

Zodra de bank geïnformeerd is over het overlijden, zal de bank de rekeningen van de overledene blokkeren. Lopende machtigingen komen te vervallen met als gevolg dat nabestaanden/erfgenamen niet meer over deze rekening(en) kunnen beschikken.

Vaak wordt de bank of kredietinstelling niet op de hoogte gesteld van het overlijden. Als iemand als gemachtigde of met beschikking over een bankpas geld opneemt, dan is dat een onbevoegde handeling. Door deze geldopname worden erfgenamen mogelijk benadeeld.

Ook zogenaamde ‘en/of-rekeningen’ en ‘en/en-rekeningen’ worden in de praktijk vaak geblokkeerd, maar automatische betalingsopdrachten worden vaak nog wel doorgevoerd. Als u de mede-rekeninghouder bent van deze rekening, is het verstandig om de bank te vragen naar de lopende automatische overboekingen om deze zonodig stop te zetten. Overigens zullen banken en/of rekeningen tussen in gemeenschap van goederen gehuwden echtgenoten vaak niet blokkeren.

Voor alle en/of-rekeningen en alle en/en-rekeningen geldt dat het saldo op de betreffende rekening niet automatisch voor de helft toebehoort aan de overledene en voor de andere helft aan de mede-rekeninghouder. In principe is eenieder gerechtigd tot hetgeen er door de desbetreffende persoon op de rekening is gestort en hetgeen er door die persoon is afgehaald. Bij overeenkomst kan zijn afgeweken van het bovenstaande, bijvoorbeeld bij samenlevingscontract.

Als bijvoorbeeld een ouder met zijn of haar kind een en/en- of een en/of-rekening heeft, dan is het mede-rekeninghouderschap van het kind niet voldoende om aan te nemen dat het kind recht heeft op de helft van het saldo van die rekening.

Ook interessant voor u:

Terug naar boven