fbpx
Ga naar content

Lucia de Berk en de rol van de getuige-deskundige

De strafzaak van Lucia de Berk zal de geschiedenis in gaan als de grootse gerechtelijke dwaling ooit. Het lijdt geen twijfel dat er in deze zaak sprake is geweest van een vorm van vooringenomenheid en tunnelvisie waar heel Nederland onder leek te lijden. Er speelt ook een ander probleem en dat is de bewijswaardering.


Strafrechters moeten zich niet te veel laten leiden door moderne wetenschap

Op wetenschappelijk gebied worden enorme sprongen gemaakt op gebied van forensisch onderzoek, DNA onderzoek en kansberekening die de waarheidsvinding in een strafproces in theorie ten goede komen. Het probleem is echter dat uiteindelijk vaak slechts deskundigen deze materie begrijpen. Niet alleen kan de rechter het bewijs zelf niet meer waarderen, ook wordt het voor hem steeds moeilijker de betrouwbaarheid van de getuige-deskundige op waarde te schatten. Deze ontwikkeling heeft een cruciale rol gespeeld in de zaak van Lucia de Berk en heeft mede geleid tot het wettig en overtuigend bewezen achten van feiten, die dat achteraf nooit hadden mogen zijn. Als de strafpraktijk niet het hoofd leert bieden aan de moderne wetenschap, dreigt de zaak van Lucia de Berk niet lang de ergste misstap te blijven van de geschiedenis.

Strafproces en statistieken

Bij de veroordeling van Lucia de Berk hebben statistieken een essentiële rol gespeeld. Zo was volgens de statisticus van het gerechtshof, Henk Elfers, de kans dat een gewone verpleegkundige zo vaak aanwezig was bij sterfgevallen van patiënten 1 op de 340 miljoen. Uit diverse hoeken is zijn berekening bestreden. Zo komt de Leidse hoogleraar Richard Gill uit op een kans van 1 op 47 of zelfs een kans van 1 op 5 en uit zijn collega Grunewald kritiek op de wijze waarop de statistieken zijn berekend. Volgens hem zijn belangrijke cijfers genegeerd. Naast het gebruik van onjuiste gegevens en het maken van technische fouten heeft Elfers nagelaten bij bepaalde verbanden naar gemeenschappelijke onderliggende oorzaken te zoeken, het zogenoemde confounding.

De kanttekeningen roepen volgens het vooraanstaande wetenschappelijke blad Nature twijfels op over de veroordeling. ‘Statistics have the power to trip everyone up – including judges and juries.’ En dit is nu juist zo’n probleem. Statistiek is een aparte tak van de wiskunde waarin weinig rechters zich thuis voelen. Ook blijkt statistiek geenszins een ‘harde’ wetenschap. Hoe moet een rechter dit soort bewijs waarderen wanneer zelfs deskundigen onderling in discussie gaan? En sterker nog, hoort statistiek wel thuis in de rechtszaal? Hoewel dit probleem lijkt te zijn erkend door het gerechtshof en deze expliciet vermeld heeft dat ‘geen statistisch bewijs in de vorm van toevalsberekeningen is gebruikt’, blijkt bij zorgvuldige lezing van het arrest dat deze bol staat van de kansberekeningen.

Statistieken alleen als ondersteunend bewijs

Ook is de aanwezigheid van ander bewijs cruciaal voor de waardering van statistiek in de rechtszaal. Statistiek zou, gelet op het bovenstaande, alleen als ondersteunend bewijs een rol mogen spelen. Volgens Elfers is dat in de zaak van Lucia de Berk het geval. Uitgangspunt is volgens hem dat de moorden gepleegd zijn, en dat daarna pas de statistieken in beeld komen. Critici betrappen Elfers echter op een cirkelredenering nu de statistieken worden gebruikt om aan te tonen dat er überhaupt moorden zijn geweest. De berekeningen zijn dus op zijn minst dubieus te noemen maar het is al te laat; de kans van 1 op 340 miljoen heeft een diepe indruk achter gelaten en zal het hele proces mee spelen in een ieders achterhoofd.

Lucia de Berk is niet alleen veroordeeld op basis van berekeningen. Uit toxicologisch onderzoek zou blijken dat ze dodelijke medicijnen gaf aan twee jonge patiënten. Dit wordt wettig en overtuigend bewezen geacht door het gerechtshof. Ook hier ontbreekt enige vorm van direct bewijs en spelen de verklaringen van de getuigen-deskundigen een beslissende rol. In dit geval was dat professor F. de Wolff, die is blijven volhouden dat er sprake was van digoxine-vergiftiging.

Door Maarten ’t Hart zijn vragen gesteld met betrekking tot de keuze van professor Wolf als getuige-deskundige. Zo blijkt dat hij nooit over digoxine heeft gepubliceerd en wordt hij ook nimmer in de internationale literatuur als digoxine-expert geciteerd. Professor Gideon Koren die in het rapport van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) ook als digoxinedeskundige wordt opgevoerd, heeft zestig publicaties over die stof op zijn naam staan. Hij is van mening dat de conclusies van Wolff volstrekt onjuist zijn en dat het gevangen zetten van een persoon op basis van zijn interpretatie onacceptabel is.

Er is te veel belang gehecht aan een twijfelachtige verklaring

De CEAS merkt over dit gedeelte van het proces op dat er veel te veel belang is gehecht aan de achteraf twijfelachtige verklaring van professor Wolff. Wederom wordt er over een essentieel punt voor het proces hevig gedebatteerd door deskundigen en rest aan de rechter de moeilijke taak om te midden van een puinhoop van rapporten en bloedwaardes de waarheid te distilleren.

In deze rechtszaak die gekenmerkt is door een gebrek aan direct bewijs hebben verklaringen van getuigen-deskundigen een doorslaggevende rol gespeeld in de veroordeling van een onschuldige vrouw. Als wij van het verleden willen leren lijkt een grondige herbezinning op de rol van de getuige-deskundige in het strafproces het enige juiste antwoord. Al komt dit voor Lucia als mosterd na de maaltijd.

Marjolein Dikkerboom en Victoria Broens zijn verbonden aan Ten Berge Leerkotte Advocaten. Heeft u een vraag over strafrecht of wilt u reageren op deze column? Uw reactie is welkom op dikkerboom@tbladvocaten.nl.

Terug naar boven