fbpx
Ga naar content

Hoe komt de strafrechter tot zijn uitspraak?

De strafrechter heeft dus de taak om te beoordelen of u het strafbare feit wel of niet heeft begaan. De rechter doet dit niet uit de losse pols. Volgens de wet moet de rechter daarbij een vaste procedure volgen. Voor elke zaak maakt de rechter dan ook gebruik van het zogenaamde beslissingsmodel. Dit is een standaardmodel met een achttal vragen die de rechter in een vaste volgorde moet beantwoorden.

Dit model bestaat uit vier zogenaamde voorvragen en vier hoofdvragen.

De voorvragen (in vaktaal: de formele vragen), die de rechter als eerste voor zichzelf moet beantwoorden luiden als volgt:

  1. Is de dagvaarding geldig?
  2. Is de rechter bevoegd?
  3. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk?
  4. Kan de vervolging zonder schorsing worden voortgezet?

1. Is de dagvaarding geldig?

De vraag of de dagvaarding geldig is, is bijvoorbeeld heel belangrijk bij de behandeling van een verstekzaak. Een verstekzaak is een zaak waarbij de verdachte niet is verschenen. U kunt zich voorstellen dat de verdachte pas kan verschijnen op het juiste tijdstip bij de juiste rechtbank als hij op de hoogte was van de zitting. De rechter zal dan in het dossier controleren of de dagvaarding wel op de juiste wijze aan de verdachte is uitgereikt of toegezonden.

De wet bepaalt verder dat de dagvaarding aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Het gaat te ver om dit hier uitgebreid te behandelen. In het kort heeft de dagvaarding twee belangrijke functies. Aan de ene kant geeft de dagvaarding u de informatie waar, wanneer en voor welke rechter u moet verschijnen en werkt de dagvaarding als een oproeping.

Aan de andere kant staat in de dagvaarding vermeldt van welk strafbaar feit u wordt verdacht, de tenlastelegging. Ook de tenlastelegging moet op zijn beurt weer voldoen aan bepaalde vereisten.

Kleven er gebreken aan de dagvaarding, dan zal uw advocaat de nietigheid van de dagvaarding bepleiten. Als de rechter ook vindt dat er sprake is van nietigheid van de dagvaarding (dat wil dus zeggen dat de dagvaarding niet aan de wettelijke eisen voldoet), zal de officier van justitie in het algemeen een nieuwe verbeterde dagvaarding uitbrengen.

De officier van justitie zal in het geval de rechter oordeelt dat er inderdaad sprake is van nietigheid van de dagvaarding een nieuwe verbeterde dagvaarding uitbrengen. Een nietigheid van de dagvaarding betekent dus niet dat daarmee uw strafzaak voorbij is.

Afhankelijk van het soort fout in de dagvaarding, kan de officier van justitie de dagvaarding soms nog op de zitting wijzigen.

2. Is de rechter bevoegd?

Als de dagvaarding helder en duidelijk is, kan worden beoordeeld of het strafbare feit aan de juiste soort rechter is voorgelegd. Het gaat dan om de absolute en relatieve competentie.

De regels van absolute competentie bepalen welk type rechter bevoegd is. Het kan dan gaan om de kantonrechter, de kinderrechter, de politierechter of de meervoudige kamer. De hoofdregels zijn hierbij dat voor misdrijven de rechtbank bevoegd is en voor overtredingen de kantonrechter.

Als de officier van justitie een strafeis wil neerleggen van maximaal 12 maanden gevangenisstraf, zal hij uw zaak voorleggen aan de politierechter. Eist de officier van justitie een straf hoger dan 12 maanden dan komt de zaak voor de meervoudige strafkamer. Uw zaak wordt dan beoordeeld door drie rechters.

De regels van relatieve competentie zeggen iets over de bevoegdheid van de rechter in een bepaald rechtsgebied. Deze regels geven dus aan in welke plaats (in vaktaal: arrondissement) uw zaak voor de rechter moet worden gebracht. Nederland is opgedeeld in 19 arrondissementen. De vuistregel is dat de rechter in wiens arrondissement het strafbare feit is gepleegd bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.

Als de officier van justitie de verkeerde rechter heeft gekozen of de rechter binnen het verkeerde arrondissement zal uw advocaat de onbevoegdheid van de rechter bepleiten. De officier van justitie dient u dan opnieuw te dagvaarden voor de juiste rechter en/of de rechtbank binnen het correcte arrondissement.

3. Is het Openbaar Ministerie (OM) ontvankelijk?

Als blijkt dat de dagvaarding voldoet aan de vereisten en de zaak voor de juiste rechter dient, is het de vraag of het Openbaar Ministerie u wel mag vervolgen. Het recht van het Openbaar Ministerie om u te vervolgen kan namelijk in een aantal gevallen ontbreken. Het Openbaar Ministerie is namelijk niet ontvankelijk als het nog niet, niet of niet meer het zogenaamde recht tot strafvervolging heeft.

Een paar voorbeelden waarin het OM niet het recht heeft om u strafrechtelijk te vervolgen:

  • Als de Nederlandse rechter geen rechtsmacht over u heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien u een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse en niet in Nederland het strafbare feit heeft gepleegd, Nederland kan dan alleen de strafvervolging overnemen indien daar afspraken over zijn gemaakt (verdrag) met dat andere land.
  • Als u al een keer voor precies hetzelfde feit bent vervolgd.
  • Als het strafbare feit is verjaard.
  • Als u jonger bent dan 12 jaren.
  • Als u voor het strafbare feit al een transactie (boete) heeft voldaan.
  • Als uw vervolging is overgedragen aan een andere (lid)staat.
  • Als u bent overleden.
  • Op grond van speciale artikelen uit het wetboek van Strafvordering.
  • Op grond van bijzondere wetten/ Europese wetgeving.
  • Op grond van de beginselen van een goede procesorde.

4. Kan de vervolging zonder schorsing worden voortgezet?

Als laatste formele voorvraag is de vraag of er eventuele schorsingsgronden aanwezig zijn. De schorsing van de vervolging komt bij hoge uitzondering voor. U moet dan bijvoorbeeld denken aan de situatie waarbij de beslissing in uw strafzaak afhangt van een civielrechtelijke procedure. Als dit het geval is, wordt de strafzitting geschorst.

Een voorbeeld.

Pieter wordt verdacht van het mishandelen van zijn buurman. Hij zou bij een uit de hand gelopen burenruzie, zijn buurman met een schep meermalen tegen het hoofd hebben geslagen. Pieter had al lange tijd psychische problemen.

Nu het politieonderzoek loopt levert dit zoveel stress voor Pieter op dat hij zijn grip op het normale leven volledig heeft verloren. De psychiater van Pieter stelt een psychose vast. Dan krijgt Pieter de dagvaarding dat hij moet verschijnen voor de strafrechter.

Pieter lijdt tijdelijk aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, hij is niet in staat de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. De strafrechter kan dan de vervolging schorsing. De vervolging wordt dan weer voortgezet op het moment dat Pieter weer genezen is verklaard.

Deze vorm van schorsing moet u niet te verwarren met de schorsing van het onderzoek op de zitting. De rechter kan bijvoorbeeld bepalen dat de zitting voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt onderbroken in afwachting van een deskundigenrapportage.

Pas nadat de rechter alle vier voorvragen bevestigend heeft beantwoord, komt hij toe aan de beantwoording van de vier hoofdvragen. In vaktaal de “materiële vragen” genoemd. De rechter heeft dan dus geconcludeerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, het openbaar ministerie ontvankelijk is en uw vervolging zonder schorsing kan worden voortgezet.

De hoofdvragen luiden in chronologische volgorde, als volgt:

  1. Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
  2. Is het een strafbaar feit?
  3. Is de dader strafbaar?
  4. Welke straf of maatregel moet worden opgelegd?

1. Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?

De kernvraag is natuurlijk de vraag of het ten laste gelegde strafbare feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Bij deze vraag bedient de rechter zich van twee instrumenten. Als eerste de wettige bewijsmiddelen. Hier volgt een limitatieve opsomming, er zijn dus geen andere wettige bewijsmiddelen mogelijk:

  • De eigen waarneming van de rechter (foto, filmmateriaal, uiterlijke kenmerken zoals haardracht, tatoeages, littekens etc.)
  • De verklaring van de verdachte ter zitting.
  • Getuigenverklaringen.
  • Deskundigenverklaringen.
  • Andere schriftelijke bescheiden. Schriftelijke stukken waaronder bijvoorbeeld de proces-verbalen van de politie.

Als tweede instrument gebruikt de rechter zijn overtuiging. Hij moet dus zijn overtuigd dat u het feit wel of niet heeft begaan. Wettig bewijs kan namelijk al snel voorhanden zijn. Maar als de rechter er niet van overtuigd is dat u het strafbare feit heeft begaan dan zal hij u moeten vrijspreken.

Een rechter kan u overigens nooit veroordelen tot een straf of maatregel enkel en alleen op uw eigen verklaring dat u het strafbare feit heeft begaan. Er moet altijd steunbewijs zijn. Ook kan de rechter u nooit veroordelen indien er als enige bewijsmiddel maar één getuigenverklaring is

Als de rechter het feit niet wettig en overtuigend bewezen vindt, dan spreekt hij u vrij.

2. Is het feit strafbaar?

Alle strafbare feiten zijn vastgelegd in de wet. Niet alleen in het wetboek van strafrecht, maar ook in bijzondere wetten, zoals bijvoorbeeld de Opiumwet, de Wet Wapens en Munitie, de Wegenverkeerswet etc. De wetgever heeft alle strafbare feiten, zorgvuldig beschreven. Alleen als de hele omschrijving van het strafbare feit in de tenlastelegging is overgenomen is er sprake van een strafbaar feit.

Een voorbeeld.

U wordt het volgende ten laste gelegd: ‘Dat u op of omstreeks 24 augustus 2008 op het Neude, althans in het arrondissement Utrecht heeft weggenomen een fiets, merk Batavia, kleur groen, in elk geval enig goed, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan J. Eigenaar, althans aan een ander dan u.’

Maar de juiste wettelijke omschrijving van diefstal (artikel 310 in het wetboek van strafrecht) luidt als volgt:

‘Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft…(etc.)’.

Als u de tenlastelegging en het artikel zoals dat in de wet staat omschreven vergelijkt dan valt direct op dat niet dezelfde woorden zijn gebruikt. In de tenlastelegging staat ‘heeft weggenomen een fiets’, terwijl in de delictsomschrijving (de wettelijke bepaling) staat beschreven ‘wegnemen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen’. Dat lijkt misschien een detail, maar is het niet.

Het feit zoals het u ten laste is gelegd is in dit geval geen strafbaar feit. De rechter zal u dan ontslaan van alle rechtsvervolging, wegens niet strafbaarheid van het feit. Het feit is wel bewezen, maar het levert geen strafbaar feit op. Het feit komt immers niet overeen met het wetsartikel.

Let op: de officier van justitie heeft de bevoegdheid, zelfs nog ter zitting, om de dagvaarding en daarmee de tenlastelegging aan te passen, zodat er wel een strafbaar feit ten laste wordt gelegd.

Als de rechter vindt dat het ten laste gelegde feit geen strafbaar feit oplevert omdat het gepleegde feit niet onder een wetsartikel valt, dan zal hij u ontslaan van alle rechtsvervolging. U kunt dan niet meer opnieuw vervolgd worden.

Ook als er zogenaamde rechtvaardigingsgronden zijn, zal de rechter uw daad niet strafbaar vinden. In bijzondere omstandigheden vindt de strafrechter het namelijk begrijpelijk dat u zich niet strikt aan de wet houdt. Deze rechtvaardigingsgronden zijn als volgt samen te vatten:

  • Overmacht
  • Noodweer
  • Een opdracht die u van een ambtenaar heeft gehad
  • Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid

Overmacht

Een voorbeeld.

Willem is ambulancechauffeur, hij scheurt met een patiënt naar het ziekenhuis. Hij heeft zijn alarmlicht en sirene aan. Op het zebrapad rijdt hij een voetganger aan die over wil steken. De voetganger komt ten val en breekt zijn enkel.

Op de zitting voert de advocaat van Willem aan dat Willem niet voor iedere voetganger kan stoppen omdat hij anders niet op tijd in het ziekenhuis komt. Willem handelde uit overmacht. Hij had als doel om de patiënt die in levensbedreigende toestand verkeerde zo snel mogelijk naar het ziekenhuis te brengen.

Noodweer

Mike loopt na het stappen richting huis. Hij wordt ingehaald door twee dronken jongens. De jongens beginnen te dreigen en te duwen. Op een gegeven moment haalt een van de jongens uit en maakt een stompende beweging richting Mike. Mike geeft de jongen een keiharde duw, waardoor deze jongen ten val komt en zijn pols breekt.

Het gedrag van Mike is in dit geval niet strafbaar, er is geen sprake van een strafbare daad, omdat Mike handelde uit zelfverdediging.

Opdracht van een ambtenaar

Wegwerkers hebben de weg opengebroken omdat het asfalt moet worden vervangen. De politie leidt het verkeer om over het nabij gelegen fietspad. Een eindje verderop staat een onwetende collega boetes uit te delen, wegens het rijden over het fietspad. In dit geval is uw handeling niet strafbaar omdat u dit deed op aanwijzing van de politie.

Handelen op basis van een wettelijk voorschrift

Paul wordt betrapt op heterdaad bij het stelen van een flatscreen uit een woning door de dienstdoende wijkagenten. Een wijkagent zegt tegen Paul dat hij stil moet staan, maar Paul zet het hem op een lopen. De wijkagenten spurten er achter aan en halen Paul in. Paul verzet zich hevig, waardoor de wijkagenten Paul hardhandig tegen de vlakte werken. Paul doet aangifte van mishandeling.

De politie heeft op basis van de wet de bevoegdheid om personen aan te houden. Dit kan eventueel gepaard gaan met enige mate van geweld. De politie is in dit geval dus niet strafbaar.

Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid

Een bokser kan nooit succesvol aangifte doen tegen zijn tegenpartij van mishandeling omdat hij met het aangaan van de bokspartij min of meer heeft ingestemd dat hij klappen kan krijgen. De tegenpartij handelt door de bokser klappen te geven niet wederrechtelijk. De bokser handelt dus niet in strijd met het verbod van mishandeling.

Ook een chirurg kan niet voor moord of doodslag worden vervolgd als zijn patiënt op de operatietafel komt te overlijden, terwijl de chirurg zijn best heeft gedaan en op geen enkel vlak tekort is geschoten. De chirurg heeft door het goed uitvoeren van de operatie met ongelukkige afloop immers niet in strijd met het recht gehandeld.

Deze gronden, worden in vaktaal rechtvaardigingsgronden genoemd. Ze rechtvaardigen immers het gedrag dat in andere omstandigheden strafbaar zou zijn. Hieraan zijn nog wel twee voorwaarden verbonden:

  • De rechter zal ook toetsen of u niet te buitensporig gereageerd heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als u wordt bedreigd met de woorden ‘ik sla je verrot’ en u vervolgens uw bedreiger te lijf gaat met een honkbalknuppel.
  • Daarnaast zal de rechter toetsen of u had kunnen kiezen voor een andere mogelijkheid. Kon u bijvoorbeeld vluchten of bij de situatie weglopen.

In vaktaal worden deze voorwaarden de proportionaliteitstoets en de subsidiairiteitstoets genoemd.

3. Is de dader strafbaar?

Indien de rechter van mening is dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat het ook een strafbaar feit is, dan zal hij zich buigen over de vraag of u ook een strafbare dader bent. U bent geen strafbare dader als uw handelen (het plegen van de strafbare gedraging) u niet kan worden toegerekend of wanneer niet van u kon worden verwacht dat u anders zou handelen dan u heeft gedaan. Dit is het geval bij:

  • Ontoerekeningsvatbaarheid
  • Psychische overmacht
  • Noodweerexces
  • Opvolgen van onbevoegd ambtelijk bevel
  • Afwezigheid van alle schuld

Ontoerekeningsvatbaarheid

Een voorbeeld.

Een psychiatrische patiënt zit in psychose en mishandelt in die toestand een persoon omdat hij in zijn wanen ervan uit gaat dat die persoon een buitenaards wezen is die hem de hele dag volgt en hem mee wil nemen in het ruimteschip. Deze patiënt kan op grond van de wet niet worden gestraft omdat het feit hem door de psychose niet kan worden toegerekend.

U kunt overigens geen beroep doen op ontoerekeningsvatbaarheid als u die toestand zelf heeft veroorzaakt door bijvoorbeeld overmatig drank gebruik, het slikken van hallucinerende pillen zoals XTC of LSD, het innemen van paddo’s, en andere stoffen die uw waarneming beïnvloeden. Ook sommig medicijngebruik valt hieronder.

Psychische overmacht

Een voorbeeld.

Marijke en Erik zijn al 40 jaar gelukkig gehuwd. Het huwelijkse geluk wordt nu echter overschaduwd doordat er bij Marijke kanker is geconstateerd. Marijke moet op advies van haar dokter veel slapen. Marijke kan de slaap echter niet vatten doordat de parkiet van de buurman haar wakker houdt met fluitconcerten.

Erik is al meerdere malen aan de deur geweest met het verzoek om de vogel ergens anders neer te zetten, zodat Marijke lekker kan slapen.

De buurman negeert Erik en bekommert zich niet om het welzijn van Marijke. Het gaat bergafwaarts met Marijke. De dokter zegt dat ze het waarschijnlijk niet gaat redden. Na dit nieuws hoort Erik opnieuw de vogel. Hij stormt naar buiten, de vogel zit voor het raam in een opwelling en onder invloed van hevige emoties dood Erik het vogeltje.

Noodweerexces

Bij noodweer gaat het om een passende actie gereageerd, bij noodweerexces bent u die grens voorbij gegaan. Van noodweerexces is bijvoorbeeld sprake als u harder terugslaat dan nodig is om de aanval af te weren of waar u een voorwerp gebruikt (stok, barkruk, fietspomp) terwijl u het ook met uw blote handen had afgekund. Of wanneer u langer doorslaat dan eigenlijk nodig was. Onder sommige omstandigheden is het te begrijpen dat u extremer reageert dan passend was.

Dat u heftiger reageert dan passend was moet het gevolg zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanranding.

Een voorbeeld.

Hendrik is de oudere broer van Jasper. Jasper wordt zijn hele leven al getreiterd, gepest en gekleineerd door zijn broer. Hendrik staat bij de politie bekend en is geen lieverdje. Jasper is door al die jaren van psychische mishandeling voor niemand zo bang als voor zijn broer. Jasper krijgt via een vriend te horen dat zijn broer naar hem op zoek is om Jasper een lesje te leren en dat hij eraan komt.

Jasper belt in paniek de politie en pakt de honkbalknuppel van zolder. Voordat de politie is gearriveerd staat Hendrik voor de deur. Jasper slaat in angst en hevige paniek zijn broer neer.

Het opvolgen van een onbevoegd ambtelijk bevel

In Brabant is het carnaval weer aan de gang. Gerrit wil als politieagent verkleed. Toevallig werkt zijn neef bij de politie. Gerrit mag het uniform wel een dagje lenen. Gerrit gaat met zijn vrienden Maarten en Pepijn op stap. Na een paar biertjes vindt het drietal het wel een goede grap om de boel op stelten te zetten. Gerrit doet net of het fietspad is afgezet en laat alle fietsers over de stoep rijden. De nietsvermoedende fietsers komt een beroep toe op het opvolgen van een onbevoegd ambtelijk bevel.

Afwezigheid van alle schuld

Dit is een verzamelterm voor alle gevallen die niet onder de andere schulduitsluitingsgronden zijn onder te brengen, maar waarin toch de dader niets te verwijten valt.

U gaat bijvoorbeeld uw huis renoveren en voorafgaand aan deze verbouwing informeert u bij de gemeente of u hiervoor vergunningen nodig heeft. U krijgt van een medewerker te horen dat dit niet het geval is. Achteraf blijkt toch dat u in het bezit had moeten zijn van een bepaalde vergunning.

De bovengenoemde omstandigheden worden in vaktaal schulduitsluitingsgronden genoemd. Als een schulduitsluitingsgrond wordt aangenomen, zal de rechter u ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de dader. U kunt dan niet meer opnieuw vervolgd worden.

4. Welke straf of maatregel moet worden opgelegd?

Als de rechter de voorgaande drie vragen allemaal bevestigend heeft beantwoord, komt hij toe aan het vraagstuk van de op te leggen straf of maatregel. Hierop is een uitzondering en wel de rechterlijke pardonregeling. De rechter kan namelijk ook bepalen dat u geen straf of maatregel krijgt opgelegd ondanks het feit dat alle drie de voorgaande vragen bevestigend zijn beantwoord.

De rechter is dus niet verplicht om u een straf op te leggen. Maar de rechterlijke pardonregeling wordt in de praktijk alleen in zeer uitzonderlijke gevallen door de rechter toegepast.

Volgens de wet zijn er vier hoofdstraffen en drie zogenaamde bijkomende straffen. De hoofdstraffen zijn:

  • gevangenisstraf (bij misdrijven, wordt in het algemeen uitgezeten in de gevangenis)
  • hechtenis (bij overtredingen, wordt in het algemeen uitgezeten in een huis van bewaring)
  • taakstraf
  • geldboete

Bijkomende straffen zijn:

  • ontzetting uit bepaalde rechten
  • verbeurdverklaring
  • openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak

Alle straffen kunnen ook voorwaardelijk worden opgelegd. Een (deels) voorwaardelijke veroordeling houdt in dat u dat gedeelte van de straf niet uit hoeft te zitten of hoeft te verrichten. De rechter legt bij het voorwaardelijke deel een proeftijd op. Gaat u tijdens de proeftijd opnieuw de fout in, u pleegt met andere woorden een strafbaar feit, dan kan het voorwaardelijke deel alsnog ten uitvoer worden gelegd.

De voorwaardelijke straf is een stok achter de deur om u op het rechte pad te houden.
Naast straffen, kent het strafrecht ook maatregelen. Een rechter kan een straf of een maatregel opleggen of een combinatie van beiden. Maatregelen zijn:

  • TBS
  • plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
  • plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
  • onttrekking aan het verkeer
  • ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
  • schadevergoedingsmaatregel

In het jeugdstrafrecht gelden andere straffen en maatregelen.

Als u het niet met het vonnis van de rechter eens bent, heeft u 14 dagen de tijd om hier tegen hoger beroep in te stellen. Dit doet u bij de informatiebalie (griffie) van de rechtbank die het vonnis heeft uitgesproken. Uw advocaat kan namens u hoger beroep instellen. Ook kunt u een derde machtigen om dit namens u te doen. Ook de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen.

Ook interessant voor u:

Terug naar boven