fbpx
Ga naar content

Man niet gebonden aan echtscheidingsconvenant wegens gebrek aan juridisch advies

Een opvallende uitspraak van het gerechtshof in Den Haag: een man kon volgens de rechter wegens onvoldoende juridische kennis niet gehouden worden aan een zogenaamd niet-wijzigingsbeding dat onderdeel uitmaakte van het echtscheidingsconvenant tussen hem en zijn ex-vrouw.

Beding van niet-wijziging

In veel echtscheidingsconvenanten wordt een beding van niet-wijziging opgenomen bij het onderdeel dat betrekking heeft op partneralimentatie. Volgens de wet kan een afspraak over alimentatie op verzoek van een van beide partijen door de rechter aangepast worden als er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de alimentatieplichtige (vaak de man) minder of juist meer gaat verdienen.

Door het opnemen van een beding van niet-wijziging spreken beide partijen af dat de rechter ook bij toekomstige veranderende omstandigheden niet tot aanpassing van de gemaakte alimentatieafspraken mag overgaan. De alimentatieafspraken worden min of meer in beton gegoten.

In de zaak die speelde voor het gerechtshof in Den Haag was ook een dergelijk beding in het convenant opgenomen. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zal een rechter dan nog kunnen besluiten om de eenmaal gezamenlijk vastgesteld alimentatiebedrag aan te passen.

Man verliest inkomen door faillissement

Na de echtscheiding was de man in het bedrijf van zijn nieuwe partner gaan werken. Dit bedrijf ging failliet en de man kwam zonder inkomen te zitten. Hij kon de alimentatie niet meer opbrengen en verzocht de rechtbank om door hem te betalen partneralimentatie op nihil te stellen. De rechtbank wees het verzoek van de man af met een verwijzing naar het beding van niet-wijziging.

De man tekende hoger beroep aan en wees het gerechtshof erop dat hij niet bij de totstandkoming van het echtscheidingconvenant betrokken was geweest. Zijn vrouw had het initiatief genomen en via een advocaat een echtscheidingsconvenant laten opstellen. De man, zo beweerde hij, had geen advocaat geraadpleegd en had het convenant min of meer onwetend getekend.

Informatieplicht

Opvallend genoeg toont het gerechtshof zich gevoelig voor de argumenten van de man. Volgens het hof had de advocaat van de vrouw de plicht om de man te informeren over de verstrekkende gevolgen van het beding van niet-wijziging. Waarom opvallend? De man had het echtscheidingsconvenant immers kunnen lezen en had – als hij bepaalde onderdelen niet begreep – ook zelf juridisch advies kunnen inwinnen bij een advocaat. Het hof had dus ook kunnen besluiten om de passieve houding van de man voor zijn eigen rekening te laten komen.

Maar volgens de rechters weegt de informatieplicht bij een niet-wijzigingsbeding kennelijk zwaarder dan de eigen verantwoordelijkheid van degene die geen juridisch advies heeft ingewonnen. Daarbij speelde nog wel een rol dat de man vrachtwagenchauffeur was en het gerechtshof van mening was dat hij waarschijnlijk niet heeft kunnen overzien van de gevolgen van dit beding waren.

Deze uitspraak van het gerechthof in Den Haag zou wel eens verstrekkende gevolgen kunnen hebben in alimentatiegeschillen rondom het niet-wijzigingsbeding. Hoe vaak komt het niet voor dat slechts een van beide partijen een advocaat inschakelt en de andere partij instemt met een convenant zonder alle gevolgen te overzien?

Deze uitspraak zou gescheiden partners die ten tijde van de echtscheiding geen juridisch advies hebben ingewonnen nog wel eens zeer behulpzaam kunnen zijn. En het spreekt voor zich dat dit niet alleen geldt voor vrachtwagenchauffeurs.

Parallel met ontslagrecht

In dit verband lijkt er een opmerkelijk parallel te ontstaan met de rechtspraak op het gebied van het ontslagrecht. Als het gaat om beëindigingsovereenkomsten heeft de arbeidsrechter al meer dan eens bepaald dat een werknemer niet gehouden kan worden aan een dergelijke overeenkomst als de andere partij (de werkgever) niet heeft aangedrongen op het inwinnen van juridisch advies door de werknemer.

Hoewel een zwaluw nog geen zomer maakt, lijkt de uitspraak rondom het beding van niet-wijziging in een zelfde richting te wijzen.

 

Terug naar boven