fbpx
Ga naar content

Hoge Raad: kneepje in billen is geen seksuele intimidatie

Voor de vraag of er sprake is van seksuele intimidatie is niet doorslaggevend hoe het ‘slachtoffer’ de betreffende gedraging ervaren heeft. Dit is het eindoordeel van de Hoge Raad na een slepende procedure die was aangespannen door een ex-werknemer van de Leprastichting.

Darkroom 

De werknemer in kwestie had zijn werkgever voor de rechter gedaagd nadat een incident tijdens een kerstborrel tot een verstoorde arbeidsverhouding had geleid. Tijdens de bewuste kerstborrel had de directeur van de Leprastichting bij het binnenkomen van de slechts met kaarslicht verlichte recreatiezaal de werknemer in zijn billen geknepen en daarbij het woord ‘darkroom’ gebruikt.

In de maanden na dit incident bleek dat de arbeidsverhouding tussen de werknemer en zijn werkgever dusdanig verstoord was geraakt dat dit uiteindelijk leidde tot een ontslagprocedure voor de kantonrechter. De kantonrechter kende de werknemer vervolgens een ontslagvergoeding toe van 68.500 euro, maar overwoog daarbij nadrukkelijk dat partijen de discussie over de vraag of er nu sprake was geweest van seksuele intimidatie maar in een aparte gerechtelijke procedure moesten voeren.

Definitie van seksuele intimidatie 

Daarop volgde een jarenlange procedure die onlangs pas bij de Hoge Raad werd beëindigd. Tijdens deze procedure ging het vooral om de vraag wanneer er nu precies sprake is van seksuele intimidatie. Is het daarbij van belang of de ‘dader’ de gedraging zelf als seksueel beschouwde of moet enkel gekeken worden hoe het ‘slachtoffer’ een en ander ervaren heeft?

Volgens het Burgerlijk Wetboek moet onder seksuele intimidatie worden verstaan:

‘Enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.’

Gevoel van ‘slachtoffer’ is niet allesbepalend 

Volgens de werknemer is het daarbij niet van belang of het incident wel of geen seksuele lading had, het gaat erom hoe hij (de werknemer) de gedraging heeft opgevat. Dit standpunt is volgens de Hoge Raad niet juist. Het is wel degelijk van belang dat de gedraging volgens de directeur van de Leprastichting als grap bedoeld was.

Met deze uitspraak lijkt de Hoge Raad een einde te willen maken aan de in de ogen van sommigen te ver doorgeschoten discussie over de vraag wanneer er sprake is van seksuele intimidatie. Wanneer het gaat om een handeling die voor de ‘dader’ geen enkele seksuele lading heeft, zal dit voor een rechter een indicatie moeten zijn om aan te nemen dat er geen sprake is geweest van seksuele intimidatie.

Maarten van Gelderen is arbeidsrechtadvocaat bij Van Gelderen Advocaten. Hij is gespecialiseerd in (collectief) ontslag, arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden. Uw reactie is welkom op m.vangelderen@vangelderen.nl

Terug naar boven