fbpx
Ga naar content

Hanekam politieagent is grondrecht

Onlangs bepaalde de hoogste rechter in Nederland dat een politieagent niet overgeplaatst had mogen worden vanwege zijn haardracht. De korpsbeheerder vond de hanekam van de agent in strijd met de eisen van representativiteit en professionaliteit.

Voorschriften over kleding en uiterlijk

In het algemeen mag een werkgever zijn werknemers instructies geven op het gebied van kleding en uiterlijk. Dit is voor (niet-overheids)werkgevers geregeld in artikel 7:660 BW. Het instructierecht in dit wetsartikel heeft betrekking op interne bedrijfsregels. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over regels die binnen een bedrijf gelden met betrekking tot veiligheid, internet- en e-mailgebruik. Maar ook onderwerpen als seksuele intimidatie en de omgang met agressie en regels rondom ziekteverzuim vallen onder dit instructierecht.

Maar hoe ver mag een werkgever in de praktijk nu gaan met dergelijke instructies? In elk geval mogen de instructies ‘geen onaanvaardbare aantasting van het privéleven van de werknemer opleveren’. Ook mag de instructie niet in strijd zijn met de grondrechten van de werknemer in kwestie.
Zo is in artikel 10 van de Grondwet bepaald dat iedereen recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke

levenssfeer. In artikel 11 van de Grondwet is bepaald dat iedereen recht heeft op de onaantastbaarheid van zijn lichaam. Deze bepalingen stellen rechters soms voor lastige dilemma’s als het gaat om de vraag welke (kleding)instructies wel en welke niet toelaatbaar zijn.

Religieuze en persoonlijke opvattingen

Als een kledingstuk of haardracht religieus gemotiveerd is, zal een instructie aan de werknemer om zich anders te kleden of zijn haardracht aan te passen al snel botsen met de in de Grondwet vastgelegde vrijheid van godsdienst. Zo zal een werkgever het dragen van een religieuze hoofddoek niet snel kunnen verbieden. Toch kon van een tramconducteur verlangd worden dat hij een religieus kruis onzichtbaar onder zijn kleding droeg. Bij deze beslissing speelde het veiligheidsaspect overigens wel een belangrijke rol.

Dragen van wenkbrauwpiercing is geen grondrecht

Enkele jaren geleden had de hoogste rechter al eens geoordeeld dat het dragen van een wenkbrauwpiercing door een politieagent in opleiding door de korpsleiding verboden kon worden. Volgens de politieleiding deed een dergelijke piercing afbreuk aan de voor een politieagent vereiste neutraliteit, representativiteit en autoriteit.

De rechter accepteerde deze argumenten en stelde bovendien dat er geen sprake was van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de agent en de onaantastbaarheid van zijn lichaam zoals geregeld is in diverse verdragen en de Grondwet. Daarbij speelde een rol dat de piercing door de agent eventueel nog wel in zijn privétijd gedragen zou kunnen worden. De instructie had dus enkel effect voor de diensttijd van de agent.

Dragen van hanekam is grondrecht

De agent die geconfronteerd werd met een overplaatsing vanwege zijn hanekam, voerde bij de rechter aan dat het zijn recht is om zich door middel van de gekozen haardracht te onderscheiden. Bovendien, zo stelde hij, zou het aanpassen van zijn haardracht doorwerken in zijn privéleven, dit in tegenstelling tot de agent met de wenkbrauwpiercing.

De rechter stelde de agent in het gelijk. De overplaatsing naar de binnendienst vanwege de haardracht van de agent had niet mogen plaatsvinden. Als de agent zijn haardracht aan de wensen van de korpsleiding had moeten aanpassen, had dit uiteraard ook gevolgen gehad buiten werktijd. Dit zou volgens de rechter een onacceptabele inbreuk op de grondrechten van de agent met zich meebrengen.

 

Terug naar boven