fbpx
Ga naar content

Recht op ontslagvergoeding na UWV-procedure?

Recente rechtspraak lijkt werknemers steeds meer mogelijkheden te geven om ook bij een ontslagprocedure via het UWV Werkbedrijf (het voormalige CWI) aanspraak te kunnen maken op een ontslagvergoeding.

Dubbel ontslagstelsel

Het Nederlandse ontslagrecht kent al tientallen jaren twee ontslaginstanties: de kantonrechter en het UWV Werkbedrijf (tot 1 januari 2009 bekend als CWI). Een werkgever die voor een of meer werknemers ontslag wil aanvragen kan dus kiezen welke ontslagroute hij wil bewandelen. Als werknemer kunt u op deze keuze geen invloed uitoefenen.

Met name het feit dat het UWV Werkbedrijf geen ontslagvergoedingen vaststelt, is voor veel werkgevers nog steeds een belangrijk argument om een ontslagvergunning bij het UWV aan te vragen en de kantonrechter links te laten liggen. Juist in deze tijden van economische tegenwind loopt het aantal ontslagaanvragen bij het UWV Werkbedrijf rap op.

Door dit bijzondere dubbele (in vaktaal: duale) ontslagstelsel ontstaat er een vreemde rechtsongelijkheid. Werknemer A die wegens een bedrijfseconomische reden ontslagen wordt via het UWV Werkbedrijf komt op straat te staan zonder vergoeding, terwijl werknemer B die via de kantonrechter ontslagen wordt, in veel gevallen recht heeft op een ontslagvergoeding. 

Kennelijk onredelijk ontslag

Nu kunt u als werknemer na een ontslagprocedure bij het UWV Werkbedrijf nog wel een procedure bij de kantonrechter starten om daar alsnog een ontslagvergoeding te claimen. Deze procedure (wegens kennelijk onredelijk ontslag) duurt lang (minimaal zes maanden), is relatief kostbaar en risicovol. Voor veel werknemers biedt deze procedure dus geen soelaas.

Zelf ontbinding vragen? 

Een ander alternatief lijkt steeds meer in zwang te raken: de werknemer vraagt tijdens de ontslagprocedure bij het UWV Werkbedrijf of tijdens de opzegtermijn zelf om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter. Volgens de wettelijke spelregels is het namelijk niet alleen de werkgever die de kantonrechter kan vragen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ook u kunt als werknemer een dergelijk verzoek doen en de kantonrechter tevens vragen een ontslagvergoeding vast te stellen.

Een aantal kantonrechters stond huiverig tegenover deze manier van procederen. Op formele gronden werd het verzoek van de werknemer nogal eens afgewezen met een verwijzing naar de (lange, kostbare en onzekere) procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag. Toch lijken steeds meer kantonrechters ervan overtuigd dat de werknemer ook in de relatief snelle ontbindingsprocedure gehoor moet kunnen vinden.

Onlangs oordeelde de kantonrechter in Amsterdam nog dat een werknemer met een beroep op het verkrijgen van een ontslagvergoeding best zelf om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst mocht verzoeken.

In deze zaak had de werkgever de arbeidsovereenkomst al opgezegd tegen 1 januari 2009. Haast was dus geboden, want na deze datum zou de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet meer kunnen ontbinden. Er zou dan immers al geen arbeidsovereenkomst meer bestaan.

De kantonrechter kwam de werknemer te hulp door nog net aan het einde van de opzegtermijn (en wel op de laatste dag) de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 31 december 2008. De kantonrechter stelde een ontslagvergoeding van 48.000 euro bruto vast.

Als u dus geconfronteerd wordt met een ontslagprocedure via het UWV Werkbedrijf terwijl uw werkgever geen of een lage ontslagvergoeding aanbiedt, kan de snelle ontbindingsprocedure bij de kantonrechter mogelijk een uitkomst bieden. Laat u door een arbeidsrechtspecialist adviseren of deze route in uw situatie het overwegen waard is. 

Maarten van Gelderen is arbeidsrechtadvocaat bij Van Gelderen Advocaten. Hij is gespecialiseerd in (collectief) ontslag, arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden. Uw reactie is welkom op m.vangelderen@vangelderen.nl

Terug naar boven