fbpx
Ga naar content

Schending geheimhouding bij mediation

Mediation hoort zich in een vertrouwelijke sfeer af te spelen waarbij beide partijen verplicht zijn om geheimhoudiing te betrachten over alles wat er tijdens de mediation gezegd wordt. In de praktijk houdt niet iedereen zich aan deze geheimhouding.

De kantonrechter in Alkmaar liet in een gerechtelijke uitspraak duidelijk merken hier niet van gecharmeerd te zijn.

Mediation bij arbeidsgeschillen

Mediation een bijzondere vorm van geschillenbeslechting waarbij partijen proberen om een (arbeids)geschil samen en onder leiding van een onafhankelijke mediator op te lossen. Het voordeel van mediation is met name de snelheid van de procedure en het feit dat partijen zelf tot een oplossing komen die niet wordt opgelegd door een rechter (of mediator).

Mediationovereenkomst bevat geheimhoudingsbepaling

Een van de belangrijkste randvoorwaarden van mediation is de geheimhouding. Beide partijen spreken op voorhand in een zogenaamde mediationovereenkomst af dat alles wat er tijdens de mediation gezegd wordt, niet aan derden bekend gemaakt zal worden. Zonder deze geheimhouding zouden partijen namelijk nooit vrijuit standpunten kunnen uitwisselen.

Rechter is niet aan geheimhoudingbepaling gebonden

Toch maak ik het als arbeidsrechtadvocaat en NMI-mediator regelmatig mee dat een van partijen toch probeert om, in strijd met deze geheimhouding, bepaalde informatie over de mediation aan derden (vaak een rechter) bekend te maken. Het punt is dat de rechter zelf niet aan de geheimhouding gebonden is en kennis mag nemen van alle informatie die door beide partijen in de procedure is gebracht. De kantonrechter in Alkmaar liet enige tijd geleden duidelijk weten dat hij geen voorstander is van ‘lekkende’ partijen.

Het ging in deze zaak om een arbeidsgeschil tussen administratief medewerkster en haar werkgever. De werkneemster was al geruime tijd arbeidsongeschikt en zou last hebben van psychische klachten waardoor zij niet van haar woonplaats Alkmaar naar haar werk in IJmuiden durfde te reizen.

Beide partijen besluiten om via een mediationtraject tot een oplossing van het geschil te komen. Er wordt een mediationovereenkomst opgesteld waarin onder meer de volgende bepalingen verwoord staan:

‘De mediation is vertrouwelijk, tenzij de mediator en partijen daarover schriftelijk andere afspraken maken. Ieder die geheel of gedeeltelijk bij een mediation aanwezig is verplicht zich tot geheimhouding. Deze geheimhouding geldt ten opzichte van elke derde, ook bijvoorbeeld ten opzichte van rechters of arbiters.

De mediator draagt er zorg voor dat alle in artikel 6.2 bedoelde derden die hij/zij bij de mediation betrekt of daarover informeert, zich verbinden tot geheimhouding als omschreven in het NMI reglement. Partijen verlenen de mediator toestemming om verslag uit te brengen aan de betrokken bedrijfsarts en/of re-integratiespecialist of casemanager m.b.t. het verloop van de mediation voor zover gericht op de re-integratie onder de verplichting tot geheimhouding.

Partijen dragen er zorg voor dat hun eventuele vertegenwoordigers en/of degenen die hen bijstaan zich ook houden aan deze geheimhoudingsplicht.’

Tijdens het mediationtraject wordt min of meer overeenstemming bereikt over de beëindiging van het dienstverband. Als de gemaakte afspraken in een beëindigingsovereenkomst worden vastgelegd, weigert de werkneemster de overeenkomst te ondertekenen.

Daarop besluit de werkgever een ontslagprocedure te starten bij de kantonrechter te Alkmaar. In deze procedure maakt de werkgever melding van hetgeen er zich tijdens de mediation heeft afgespeeld. Volgens de werkgever liggen de zaken helder: de werkneemster had tijdens de mediation in feite al ingestemd met de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De rechter zou dus alleen al op basis hiervan zonder meer over moeten gaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Daar denkt de kantonrechter toch anders over.

Hij maakt in de eerste plaats duidelijk dat de werkneemster niet gehouden kan worden aan enige uitlating of gedraging jegens de werkgever waaruit die heeft kunnen afleiden dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen of dat daarover tussen partijen overeenstemming is bereikt, voor zover deze gedaan zijn in het kader van de door hen overeengekomen mediation.

Niet alleen zijn partijen uitdrukkelijk geheimhouding overeengekomen, en zelfs expliciet ten opzichte van de rechter – in strijd waarmee de werkgever in deze procedure heeft gehandeld – maar ook hebben ze uitdrukkelijk bepaald dat een eventuele vaststellingsovereenkomst pas van kracht is door ondertekening daarvan.

Omdat het niet tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is gekomen, is er dus ook geen definitieve overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ook de stelling van de werkgever dat de arbeidsverhouding onherstelbaar verstoord is geraakt, neemt de rechter niet over. Hij wijst het ontslagverzoek van de werkgever af.

Dit laatste is op zich opmerkelijk te noemen. Het lijkt erop dat de rechter de handelwijze van de werkgever (schending van de geheimhouding) flink heeft willen afstraffen door de ontslagaanvraag af te wijzen. De rechter had er uiteraard ook voor kunnen kiezen om de arbeidsovereenkomst wel te ontbinden, maar de sanctie jegens de werkgever in een hoge(re) ontslagvergoeding te gieten.

In elk geval maakt deze uitspraak duidelijk dat een partij die (bewust) de geheimhoudingsbepalingen van een mediationovereenkomst schendt om het (arbeids)geschil in zijn of haar voordeel te beslechten, heel goed van een koude kermis thuis kan komen.

 

Terug naar boven