fbpx
Ga naar content

In welke leefvorm val ik voor de Toeslagenwet (TW)?

Of u in aanmerking komt voor een toeslag hangt voor een deel af van uw persoonlijke levensomstandigheden. Uw recht op een toeslag maar ook de hoogte van de toeslag is afhankelijk van de vraag of u gehuwd/samenwonend bent of alleenstaande (met of zonder kind).

Volgens de Toeslagenwet valt u in een van de volgende drie leefvormen:

1. de gehuwde
2. de ongehuwde met een kind jonger dan 18 jaar
3. de ongehuwde

1. De gehuwde

In valt in deze categorie als u getrouwd bent. U wordt ook als gehuwd aangemerkt als:

  • u een geregistreerd partnerschap bent aangegaan
  • u samenwoont (een gezamenlijke huishouding voert)

U wordt niet als gehuwd aangemerkt als u gehuwd bent of een geregistreerd partner hebt, maar feitelijk duurzaam gescheiden leeft. U leeft duurzaam gescheiden als u beiden in een andere woning woont en elkaar maar af en toe of niet meer ziet. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat u van tafel en bed bent gescheiden of als u of uw partner is opgenomen in een verpleeginstelling.

Samenwonen (gezamenlijke huishouding)

In plaats van samenwonen wordt door het UWV het begrip ‘gezamenlijke huishouding’ gebruikt. Het soort relatie dat u heeft met degene die met u samenwoont doet er niet toe. Ook al heeft u bijvoorbeeld geen affectieve relatie met de ander, dan kan er nog steeds sprake zijn van een gezamenlijke huishouding.

Dat betekent dat twee goede vrienden die besluiten om in één huis te gaan wonen omdat ze dat wel gezellig en gemakkelijk vinden, maar verder een zelfstandig leven willen voeren, aangemerkt kunnen worden als samenwonend.

U woont samen als u voldoet aan twee voorwaarden:

  • u samen uw hoofdverblijf hebt in dezelfde woning, en
  • u voor elkaar zorgt of u beiden bijdraagt in de kosten van de huishouding

Hoofdverblijf

Er is sprake van een hoofdverblijf van u beiden als u het grootste deel van de tijd samen in deze woning bent. Dit kan dus ook het geval zijn als u allebei een eigen woning hebt.

Een voorbeeld.

Bart en Mariska hebben ieder hun eigen woning als zij elkaar leren kennen. Zij willen hun eigen woning niet opgeven. Ze zijn teveel gehecht aan hun woning. Ze zijn wel bijna altijd bij elkaar of in zijn woning of in de hare. Daarmee hebben Bart en Mariska hun hoofdverblijf in dezelfde woning en hebben zij voor de Toeslagenwet een gezamenlijke huishouding.

LAT-relatie (Living Apart Together)

Bij een LAT-relatie kunt u dus toch een gezamenlijke huishouding voeren. Het feit dat u ieder een eigen woning hebt, wil nog niet zeggen dat u recht heeft op een toeslag als alleenstaande. Als u het grootste deel van de tijd bij elkaar bent, wordt u als gehuwden gezien, met als gevolg dat u mogelijk geen recht hebt op een toeslag.

Voor elkaar zorgen

Om als een gezamenlijke huishouding te worden aangemerkt, wordt er ook gekeken of u beiden voor elkaar zorgt of dat u beiden bijdraagt in de kosten van de huishouding. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij:

  • financiële verwevenheid (een gezamenlijke bankrekening, verzekeringen waarbij u elkaars begunstigde bent enz.)
  • het verzorgen van elkaar bij ziekte, het doen van boodschappen voor elkaar, koken voor elkaar enz.
  • het vragen van minder geld voor een bepaalde dienst dan normaal. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat u een kamer verhuurt voor een lagere prijs dan de normale marktprijs.

Commerciële relatie

Als u een commerciële relatie hebt met een medebewoner is er geen sprake van een gezamenlijke huishouding. Maar dan moet u deze commerciële relatie wel kunnen bewijzen. U kunt dat doen met:

  • een schriftelijke huur of kostgeldovereenkomst [zie standaarddocumenten]
  • het overmaken van de huur of het kostgeld per bank of giro
  • een commerciële (marktconforme) huurprijs afspreken

Samenwonen met kinderen

Als u met een kind in een huis woont, zal dit nooit als een gezamenlijke huishouding worden beschouwd. Ouders kunnen niet samenwonen met eigen kinderen. Dat geldt weer niet voor kinderen die meerderjarig zijn en niet uw eigen kinderen zijn, zoals bijvoorbeeld pleegkinderen of kleinkinderen.

Er is altijd sprake van een gezamenlijke huishouding als u in dezelfde woning verblijft met een persoon met wie u:

  • eerder gehuwd/geregistreerd partner bent geweest of hebt samengewoond (dit geldt tot twee jaar na de echtscheiding/verbreking samenleving);of
  • er uit uw relatie met uw eerdere partner een kind is geboren of is erkend en dat kind nog minderjarig is;of
  • er een samenlevingscontract is met een wederzijdse plicht tot bijdrage aan de huishouding;of
  • u eerder geregistreerd bent geweest als een gezamenlijke huishouding.

Meerpersoonshuishouden

Van een meerpersoonshuishouden is sprake als drie of meer ongehuwde meerderjarige personen samenwonen. Als u in een meerpersoonshuishouden leeft, dan wordt ieder van u als alleenstaand voor de Toeslagenwet beschouwd.

2. De ongehuwde met een kind jonger dan 18 jaar

Dit zijn éénoudergezinnen. Als u bijvoorbeeld gescheiden bent en u uw kind(eren) in het kader van een omgangsregeling twee dagen per week ziet, bent u alleenstaande.

Om als éénoudergezin gezien te worden moet:

  • uw (jongste) kind jonger zijn dan 18 jaar, en
  • het kind tot uw huishouden behoren (het kind mag dus niet bij een ander wonen) en
  • u voor uw (jongste) kind kinderbijslag ontvangen of gaat ontvangen. Dat laatste in verband met het feit dat kinderbijslag wordt toegekend per kwartaal en de situatie op de peildatum bepalend is.

Een voorbeeld.

De dochter van Ine gaat op 1 februari bij haar moeder wonen. Ine wordt op 15 februari werkloos. Ine ontvangt dan nog geen kinderbijslag voor haar dochter. Het recht op kinderbijslag ontstaat pas per 1 april. In die situatie heeft Ine toch recht op een toeslag vanaf 15 februari.

3. De ongehuwde

U valt in de categorie ‘ongehuwde’ als u alleenstaand bent en niet in de categorie gehuwde of ongehuwde met een kind wordt ingedeeld. Onder ongehuwde wordt ook verstaan de gehuwde of geregistreerd partner die duurzaam gescheiden van elkaar leven.

Ook interessant voor u:

Terug naar boven